De rechtbank Oost-Brabant oordeelde onlangs in een zaak waarbij een varkenshouder een omgevingsvergunning aanvroeg voor een nieuwe zeugenstal dat de emissiefactoren voor luchtwassystemen in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) in zijn algemeenheid niet onjuist zijn. Op basis van de onderzoeken ten behoeve van de vaststelling van de ammoniakemissie per dierplaats per jaar van een stalsysteem is voldoende aannemelijk dat het betreffende stalsysteem in staat is om deze emissiefactor te halen onder de omstandigheden waarbij de proefmetingen zijn uitgevoerd. 

De milieugroeperingen, die beroep instelden tegen de verleende vergunning, hadden ook niet weersproken dat er op dit moment geen betere methode beschikbaar is dan de methode die is gebruikt om de emissiefactoren in de Rav vast te stellen.

De rechtbank vroeg zich wel af of een biologische combiluchtwasser in iedere stal op dezelfde wijze zal presteren. De daadwerkelijke prestaties van de biologische combiluchtwasser hangen af van het ontwerp, het onderhoud en het gebruik van het stalsysteem in het afzonderlijke bedrijf. De provincie, die een verklaring van geen bedenkingen afgaf betreffende de gevolgen voor Natura 2000-gebieden, had zelf iets moeten vinden van het ontwerp van de toe te passen combiluchtwasser in de stallen waar de dieren worden gehouden en de mogelijke invloed van het gebruik en onderhoud. Nu stond onvoldoende vast dat geen sprake was van een toename van stikstofdepositie.

De rechtbank bood wel de gelegenheid om dit gebrek te herstellen en reikte hiervoor meerdere oplossingsrichtingen aan zoals het verbinden van een grenswaarde voor de ammoniakdepositie in de vergunning en een monitoringsverplichting om te controleren of de luchtwasser goed wordt gebruikt en wordt onderhouden.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | 14-04-2021